Verkeer, ruimtelijke ordening en economie: een integrale aanpak.

In 2002 rapporteerde een lokale belangengroepering in Overveen, geheten “Z.O.Z.” (“Zonder Overlast Zeewaarts”), de resultaten van een bewoners enquête. De mening die daaruit naar voren kwam was dat de bewoners lokaal veel overlast ervoeren van het auto- en vrachtverkeer van en naar Zandvoort dat zich door de smalle straten van Bloemendaal, Haarlem, Overveen en Aerdenhout heen wurmde.  Logisch, want in de jaren 60 was een deugdelijke ontsluiting westwaarts naar Zandvoort niet gerealiseerd en intussen - 40 jaar later - was het verkeer wel fors gegroeid (tot zo’n 10.000 autobewegingen per dag). De uitkomst van de enquête werd gedeeld met de politiek in Bloemendaal. Tja, het was een provinciaals probleem, de gemeente wilde er wel iets aan doen, maar er was geen coördinatie, en de provincie moest dat maar verzorgen.

In 2007 werd door de wethouder ‘Verkeer’ van de Gemeente Bloemendaal het gesprek over de verkeersoverlast voortgezet met de gedeputeerde ‘Verkeer’ van de Provincie. Er werden 2 argumenten door de Provincie naar voren gebracht: dat er feitelijk geen sprake is van verkeersonveiligheid, en dat het aantal verkeersbewegingen niet een grootschalige oplossing justificeert. Feitelijk werd het probleem vanuit de gezichtspunten van ‘Verkeer’ weggeredeneerd. Het argument dat elk dorp intussen een rondweg heeft in Nederland om zo de transport mogelijkheden vanuit de dorpen en het forensenverkeer te ondersteunen was wel een argument, maar meer voor de Provinciale afdeling ‘economie’.

Gelijktijdig voerde de Gemeente Haarlem een discussie over het realiseren van een gebiedsontwikkeling voor een onderwijsplein (gebied Hogeschool en ROC), wetende dat dan ook de provinciale N208 aangepast moest worden. Deze weg, op de scheiding tussen Haarlem en Overveen, waarbij het dorp Overveen gedeeld wordt door een viaduct, is in de jaren 60 aangelegd maar nooit verbonden met de A9 en voldoet zo niet als Haarlemse rondweg. Om vanuit de N208 naar de A9 te komen (west-oost verkeer) moet alle verkeer zich verplaatsen over de lokale wegen van Haarlem zelf, dwars door de stad heen. Na een eerste planverkenning bleek al snel dat de aanpassingen aan de N208 alleen betaald konden worden door het bouwen van kantoren. Echter sinds de onroerend goed crisis van 2008 was (en is) het ‘verdienmodel’ met kantorenbouw achterhaald. Het project verdween uit beeld.

De laatste 2 jaren zijn de 4 gemeenten in Zuid-Kennemerland tot elkaar gekomen met een regionale “Bereikbaarheidsvisie”. Doel van de visie voor het autoverkeer is dat de dorpen om Haarlem beter bereikbaar moeten worden door de aanleg van verbindingen om Haarlem. Kortweg, het hoofddoel is de N208 te verbinden met de A9. Maar welke argumenten zijn er?

Men kan zich dus afvragen of de argumenten daarvoor verkeerstechnisch van aard zijn,  economisch of op het vlak van ruimtelijke ordening, waarmee gebiedskansen worden gecreëerd.

De argumenten vóór zijn een combinatie van juist alle 3 aspecten gezamenlijk: Verkeer én Economie én Ruimtelijke Ordening. De gemeente Haarlem zal kunnen inbreien met nieuwe ruimtelijke plannen (woningbouw en groen), de inwoners van de gemeente Bloemendaal en Heemstede kunnen als forens efficiënt naar hun werk, de recreatie stroom vanuit de metropool Amsterdam kan worden opgevangen en ook de bedrijven in Zandvoort kunnen zich verder ontplooien.

Feit is dus dat de argumenten vanuit een enkel gezichtspunt niet zullen leiden tot een positieve beslissing voor aanleg van extra infrastructuur. Begrijpelijk, want de kosten van aanleg van nieuwe infrastructuur zijn anno 2014 zeer hoog, zeker in de drukke leefomgeving in Zuid-Kennemerland. Daarvoor moeten dan ook overtuigende argumenten worden aangevoerd.

Een integrale aanpak op provinciaal niveau waarbij er wordt samengewerkt tussen de gemeentes en de afdelingen van de politieke partijen én waarbij de besluitvorming ook wordt gecoördineerd vanuit de provincie, zou een oplossing zijn om de bestuurlijk vastzittende ontwikkeling van het wegennet in Zuid-Kennemerland open te breken.

Het geschetste probleem zal niet uniek zijn in Noord-Holland. Het behoeft VVD Statenleden die gepassioneerd met de lokale VVD politici optrekken, op basis daarvan provinciale kaders formuleren en vanzelfsprekend ook zorgen voor draagvlak bij de bewoners.

Peter Boeijink, Kandidaat PS Noord Holland 2015